Droogte is onze nieuwe realiteit
Indiendatum: 9 jun. 2020
Breda, 9 juni 2020
Vragen (conform artikel 60 Reglement van Orde), van de fractie van de Partij voor de Dieren Brabantse Delta aan het Dagelijks Bestuur betreffende droogteproblematiek en berichtgeving hierover.
Geacht bestuur,
Allereerst heeft onze fractie een aantal vragen die reeds mondeling gesteld zijn tijdens de Voorbereidingscommissie Watersystemen op 13 december 2019, bij de bespreking van de droogte evaluatie 2019. Deze zijn toen niet allemaal beantwoord, daarom zullen wij ze bij dezen opnieuw stellen.
- Bestaat er inmiddels een plan met concrete acties en tijdslijnen dat ingezet kan worden wanneer droogte zich dreigt voor te doen? Zo ja, wilt u dit met ons delen? Zo nee, waarom bestaat dit (nog) niet?
- Op pagina 13 van de droogte evaluatie 2019 staan een aantal vragen en antwoorden tussen waterschap en beheerders van natuurterreinen. Er wordt aan de beheerders gevraagd welke maatregelen er gepland staan om de natuur in de toekomst bestendig te houden. Deze vraag wordt door de terreinbeheerders teruggeketst naar het waterschap. Hoe kijkt ons waterschap hier tegenaan? Welke taken liggen bij het waterschap en welke taken liggen bij terreinbeheerders? Weten de terreinbeheerders wat er van hen verwacht wordt en kunnen wij hen daar meer in faciliteren?
- De volgende vragen gaan over vissterfte, vanaf pagina 27 van de droogte evaluatie 2019.
- Citaat: “Beluchters hebben een erg lokaal en beperkt effect. Toch kiest het waterschap er soms voor deze wel te plaatsen vanuit imago oogpunt.” Deze evaluatie is al even geleden opgesteld, kunt u ons vertellen of het waterschap nog steeds beluchters plaatst vanuit imago oogpunt?
- Bovengenoemde opmerking wekt daarnaast de indruk dat het waterschap inferieure maatregelen doorvoert om de indruk te wekken dat er iets wordt gedaan tegen vissterfte. Kunt u toelichten waarom er voor deze aanpak wordt gekozen, en hoe deze aansluit bij de transparante overheid die het waterschap wil zijn?
- In de tekst komt verder naar voren dat er op dit moment niet echt maatregelen te nemen zijn die vissen beschermen tegen een verstikkingsdood als gevolg van droogte. Hier lijkt in te worden berust en vervolgens wordt er ingezet op het opruimen van dode vissen om stank te voorkomen. Daar heeft de dode vis echter niet zoveel meer aan. Zijn er, ook vanuit ervaring bij andere waterschappen, maatregelen bekend die genomen kunnen worden om vissterfte te voorkomen? Indien dit niet het geval is, bent u bereid hier verder onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
- Op pagina 29 staat dat er afgelopen zomer (2019) een duidelijk handelingsperspectief was bij vragen over vissterfte. Kunt u ons vertellen welk handelingsperspectief dat is, en welk antwoord er op zulke vragen wordt gegeven?
- Op bladzijde 30 staan een paar strips die gestuurd zijn naar gemeenten om tips te geven over preventie van blauwalg. Dat dit initiatief is genomen, draagt de Partij voor de Dieren uiteraard een warm hart toe. Wat echter opvalt, is de toon van de aanbevelingen. 1. RUIM POEP OP. (Daar is geen ruimte voor interpretatie, dat is een duidelijke instructie). 2. Voer GEEN eenden/ganzen. (Dus geen enkele. Gewoon niet doen). 3. Gebruik minder aas. (Dat is géén duidelijke/absolute instructie.) Waarom wordt er niet hier net zo stellig gezegd dat er géén aas gebruikt dient te worden? En waarom wordt het beestje niet gewoon bij de naam genoemd: “Hengel niet” of “Vang geen vissen”? Het wekt de indruk dat hengelaars ontzien worden in de maatregelen tegen blauwalg. Wij horen graag van u waarom dit zo is.
De volgende vragen zijn naar aanleiding van uw antwoorden op de set vragen die onze fractie samen met Water Natuurlijk, PvdA en Natuurterreinen heeft gesteld over droogte op 28-04-2020.
5. U geeft aan dat stimuleren van minder verbruik drinkwater een taak is van drinkwaterbedrijven. Kan het waterschap daar desalniettemin toch een rol in spelen qua voorlichting of lobbyen hiervoor bij drinkwaterbedrijven?
Onze mening hierover: het waterschap heeft expertise en verantwoordelijkheid op het vlak van voldoende water, en daarnaast maakt het de burger niet uit wie de boodschap uitdraagt.
6. In de cijfers is te zien dat de onttrokken hoeveelheid grondwater in 2018 (droog jaar) veel hoger was dan jaren ervoor, wellicht zet die trend nu door. Ziet u mogelijkheid om deze grondwateronttrekking meer aan banden te leggen? Wij denken aan maatregelen als maximale hoeveelheden instellen, of meer gebieden vergunningplichting maken.
7. In gevallen van illegale grondwateronttrekking probeert het waterschap als eerste om deze te legaliseren. Waarom wordt dit gedaan? Is het Dagelijks Bestuur met de Partij voor de Dieren van mening dat het in tijden van droogte allereerst belangrijk is om de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt te beperken, en mensen daarnaast te ontmoedigen ook illegaal grondwater te gaan onttrekken? Bent u bereid hier harder tegenop te treden? Zo nee, waarom niet?
8. U gaf aan in antwoord op onze vragen: “We kunnen niet specifiek aangeven hoe vaak en wanneer grondwater wordt opgepompt. De onttrekker bepaalt zelf wanneer en hoe vaak grondwater onttrokken wordt. Het waterschap legt hiervoor normaal gesproken geen beperkingen op.” De Partij voor de Dieren is van mening dat de afgelopen jaren hebben aangetoond dat droogte onze nieuwe realiteit is, en het dus onvoldoende is om pas in te grijpen wanneer droogte zich (weer) aandient. Is het mogelijk om wél grenzen te stellen aan grondwateronttrekking die te allen tijde gelden? Graag uw toelichting hierop.
Een kleine speurtocht op Google[1] geeft het beeld dat wij zelf al hadden omtrent het maaien van gras in tijden van droogte: dit is onverstandig. Het gras houdt minder vocht vast en is minder bestand tegen droogte, wat bovendien slecht is voor biodiversiteit.
9. Wordt er bij het maaien van gras op onze gronden en rondom onze watergangen rekening gehouden met de droogte? Wordt er bijvoorbeeld minder gemaaid of wordt gepland maaien uitgesteld?
We zagen dat er eind mei door de dijkgraaf een ontheffing is verleend op het verbod om grondwater te onttrekken voor het beregenen van grasland in de invloedgebieden Natura 2000 Brabantse Wal/ Markiezaat[2]. Dat dit ten tijde van ernstige droogte gebeurt en dan ook nog in een Natura 2000 gebied, is lastig uit te leggen.
10. Wat was de reden voor het verlenen van deze ontheffing?
11. Onder welke omstandigheden kan dit in de toekomst opnieuw gebeuren?
Wij vernemen graag uw reactie.
Met vriendelijke groet,
Cynthia Pallandt
Ellen Putman
Partij voor de Dieren
[1] https://www.google.com/search?q=maaien+droogte&rlz=1C1GCEA_enNL842NL842
[2] https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2020-5623.html
- Voor het uitvoeren van acties rondom droogte bestaat het Calamiteitenbestrijdingsplan Waterschaarste (bijlage 1). In het calamiteitenbestrijdingsplan zijn de algemene, lokale en bijzondere risico’s van waterschaarste en de daar bijhorende maatregelen omschreven. Daarnaast zijn er scenario’s voor waterschaarste beschreven voor de afzonderlijke gebieden: Peilbeheerst gebied (zie voorbeeld in Figuur 1), vrij-afwaterend gebied en vrij-afwaterend gebied met relatief veel afvoer. De maatregelen worden ingezet als bepaalde van tevoren vastgestelde waarden worden bereikt (b.v. minimale debiet, waterpeil, concentratie blauwalgen, enz.). De exacte tijd van inzet van acties/ maatregelen is sterk afhankelijk van lokale omstandigheden en weerverwachtingen. De organisatie maakt per keer de beste afweging om maatregelen toe te passen zodat de effecten van de droogte en andere risico’s voor zover mogelijk kunnen worden beperkt. Verder is er in 2019 aansluitend een handelingsperspectief droogte (bijlage 2) opgesteld waarin op hoofdlijnen is beschreven wat het handelingsstandpunt van het waterschap is bij veelvoorkomende situaties in een periode van droogte.
- Hier werd gedoeld op de lange termijn opgave voor klimaatbestendige natuur in West-Brabant. Om te zorgen dat natuur in West-Brabant klimaatbestendiger wordt, zijn afspraken nodig met meerdere partijen en in meerdere domeinen. Het gaat dan niet alleen om het waterschap en terreinbeheerders maar ook om de provincie, agrariërs en drinkwaterbedrijven. Ruimtelijke ordening, beregenings- /grondwaterbeleid en natuurbeleid zijn de meest bepalende domeinen. Provincie Noord Brabant en de Brabantse Waterschappen zijn momenteel bezig met, aan de hand van de evaluatie van de grondwaterbeleid, een geactualiseerd grond-/ en beregeningsbeleid in 2020 op te stellen; dit vindt plaats in breed overleg met de natuur terreinbeheerders, , drinkwaterbedrijven, BMF, vertegenwoordigers van de agrarische sector en de industrie en gemeenten (zie antwoord 6). Terreinbeheerders en Provincie Noord Brabant zijn zelf aan zet om in overleg realistische natuurdoelen op basis van verwachte klimaatscenario’s en sociaaleconomische ontwikkeling af te spreken. Het waterschap wil hierbij zeker sturend zijn, want we onderschrijven het principe dat water meer ordenend moet zijn dan volgend, ook voor natuur. In de uitvoering is het waterschap vaak faciliterend met advies en/of realisatie van hydrologische maatregelen.
- Wanneer er signalen of meldingen zijn van dreigende vissterfte wordt hier altijd op gereageerd. Dit ook met in acht neming van de mogelijke negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Maar welke acties hieruit volgen is maatwerk en afhankelijk van het watersysteem. Maatregelen om vissen te beschermen zijn een taak van de eigenaar van het water of degene aan wie de eigenaar het viswater heeft verpacht. Dat kan het waterschap zijn, maar ook een andere partij zoals een gemeente, hengelsportvereniging of particulier. Van geïsoleerde wateren is het waterschap zelden de eigenaar. Voor deze wateren is in eerste instantie dan ook de eigenaar of pachter aan zet. In samenspraak met de eigenaar of pachter van het waterlichaam worden in sommige situaties wel beluchters geplaatst. Het waterschap plaatst sinds 2019 beluchters daar waar extra beluchting noodzakelijk is en/of zichtbaar meerwaarde biedt aan de verbetering van de waterkwaliteit. Hengelsportverenigingen hebben in de afgelopen droge zomers ook zelf gereageerd door het afvangen van vis. Voor het afvangen en verplaatsen van vis communiceert het waterschap binnen de hengelsportfederatie dat dit in samenspraak met het waterschap gebeurt. Het overzetten kan namelijk ook negatieve gevolgen hebben zoals het verplaatsen van zieke vissen, verspreiden van ongewenste soorten of exoten en/of het overbelasten van het watersysteem.
Daarnaast is er de afgelopen jaren gekeken naar mogelijkheden en consequenties van het redden van beekpopulaties door de inzet van extra grondwateraanvoer. Wanneer er droogval optreedt duurt het naar verwachting 5 tot 10 jaar voordat de beekpopulatie volledig hersteld is, als er in deze beek geen sprake is van unieke soorten of een onvervangbare populatie. Het advies dat hieruit volgde was om geen overmatige inspanning te plegen voor het redden van een herstelbare/vervangbare beekvispopulatie. - De belangrijkste voorwaarde voor het ontstaan van hoge concentraties blauwalgen is de aanwezigheid van voldoende voedingsstoffen waarop blauwalgen kunnen groeien. De herkomst van de voedingsstoffen en de mate waarin de verschillende bronnen bijdragen aan de totale voedselrijkdom van het water verschilt van waterpartij tot waterpartij. Hondenpoep, het voeren van eenden en ganzen en het gebruik van lokaas door de hengelsport zijn enkele van de mogelijke bronnen van voedingsstoffen. In onderzochte situaties is de bijdrage van het gebruik van lokaas aan de totale voedselrijkdom van het water – en daarmee aan de voedingsbodem voor blauwalgen – veelal beperkt gebleken ten opzichte van de bijdragen uit andere bronnen. Tevens zetten hengelaars de gevangen vis meestal in hetzelfde water weer terug. In dat geval zal de invloed van het hengelen op de visstand en daarmee op de waterkwaliteit en blauwalgen hooguit beperkt zijn.
Het beperken van de drie genoemde bronnen - hondenpoep, het voeren van eenden en ganzen en het gebruik van lokaas door de hengelsport – behoren tot de handelingsperspectieven voor inwoners. Een totaal verbod op het gebruik van lokaas lijkt echter niet realistisch, dit mede gezien de rol van het waterschap als visrechteigenaar en visrechtverhuurder. De hengelsportverenigingen onderschrijven wel het belang van goed waterkwaliteit en een goede toestand van de aquatische ecologie conform de KRW doelen. In dit kader wordt zowel door het waterschap als door de hengelsportverenigingen het belang van het gebruik van lokaas te beperken tot een minimum, zeker in wateren met grote kans op blauwalgenproblematiek, sterk benadrukt. - Drinkwaterbedrijven Brabant Water en Evides hebben een eigen communicatie campagne voor inwoners en bedrijven om drinkwater te besparen. Vanuit samenwerkingsverbanden met de drinkwaterbedrijven worden al gezamenlijke communicatieboodschappen/berichten opgesteld richting inwoners.
Hiernaast zijn de Brabantse waterschappen (ook WSBD), de natuurterreinbeheerders, ZLTO en Brabant Water momenteel in gesprek over een gezamenlijke communicatie-aanpak. Het beperken van drinkwatergebruik tot het hoogstnoodzakelijk wordt hier ook in meegenomen. - Provincie Noord-Brabant en de Brabantse waterschappen nemen in 2020 gezamenlijk initiatief voor een nieuw beregenings- en grondwaterbeleid. Hiervoor wordt afstemming gezocht met terreinbeheerders, BMF, drinkwaterbedrijven, de agrarische sector, de industrie en de gemeenten.
Inzet is een duurzaam grondwaterbeheer. Uw suggesties kunnen in dit traject worden afgewogen. - Het DB acteert conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Conform deze beginselen moet altijd eerst beoordeeld worden of de overtreding (onder voorwaarden) te legaliseren is (door te voldoen aan de algemene regels of door dat er een vergunning voor te verlenen is).
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat over zorgvuldigheid. Dit artikel geeft aan dat de overheid bij het voorbereiden van (handhavings)besluiten de nodige kennis dient te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Een legalisatietoets is daar een onderdeel
van.
Vaste jurisprudentie en de ‘Landelijke handhavingsstrategie’ geven aan dat het bevoegd gezag een beginselplicht tot handhaven heeft. Waarbij er omstandigheden kunnen zijn om van handhaven af te moeten zien. Een van die omstandigheden is als er concreet zicht op legalisatie bestaat. In die situaties behoort van handhaving te worden afgezien.
Indien blijkt dat de onttrekking niet te legaliseren is, spreken we van een illegale situatie. Tegen illegale situaties zal handhavend opgetreden worden conform de ‘Landelijke handhavingsstrategie’. - De Keur, de Algemene regels en de beleidsregels geven het kader; waar en onder welke voorwaarden grondwaterputten zijn toegestaan (bv. diepte van de onttrekking, capaciteit van de pomp, enz.). De huidige kaders stellen geen beperkingen aan de duur en hoeveelheid van de onttrekkingen, ook niet tijdens droogte. Eventuele aanpassing van deze kaders in verband met droogtebestrijding kan een uitkomst zijn van de grondwaterbeleidsherziening benoemd in Antwoord 6.
Wanneer met een vergunning of melding een put is toegestaan dan kan een put dus gerealiseerd/gelegaliseerd worden met een administratieve handeling. Illegale onttrekkingen worden per definitie ontmoedigd. - Handhaving doen we conform de ‘Landelijke handhavingsstrategie’. Deze geeft een handelingskader. Een situatie/overtreding dienen we te beoordelen aan de hand van de matrix in deze ‘Landelijke handhavingsstrategie’. Daarin worden zaken meegewogen zoals de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder. De uitkomst van deze beoordeling geeft aan welke handhavingsinstrumenten toegepast moeten worden in de betreffende situatie (waarschuwing,
bestuursdwang, strafrecht).
Het DB vindt het belangrijk illegale onttrekkingen tegen aan te gaan. Tijdens de droogte voert het waterschap de intensiteit van het toezicht op om illegale onttrekkingen op te sporen. Waar nodig wordt uiteraard gehandhaafd.
- Het DB acteert conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Conform deze beginselen moet altijd eerst beoordeeld worden of de overtreding (onder voorwaarden) te legaliseren is (door te voldoen aan de algemene regels of door dat er een vergunning voor te verlenen is).
- Het is niet mogelijk met de huidige Keur, algemene regels en beleidsregels om grenzen te stellen aan de frequentie en werkelijke hoeveelheid van de grondwateronttrekkingen (anders dan de maximale capaciteit van de installatie en diepte van de onttrekking). De keuze voor het moment van onttrekking ligt nu bij de vergunninghouder.
- In het kader van de droogte wordt een deel van de te maaien watergangen niet gemaaid in de maaiperiode van 1 juni t/m 15 juli (bijlage 3). De werkstroken naast de te maaien watergang worden in dit geval ook gespaard.
Voor de overige gronden rondom de watergangen van het waterschap wordt vastgehouden aan de geplande maaiperiodes. Dit wordt gedaan om de werkzaamheden aan de watergangen goed en veilig uit te kunnen voeren.
Als het gras niet wordt gemaaid, moeten de machines door het lange gras, waardoor er geen zicht is op de bodem. Het gras wordt op deze plekken voorafgaand aan het maaien van de sloot gemaaid zodat er goed zicht is op de te maaien sloot.
We willen wel benadrukken dat het waterschap verantwoordelijk is voor schade bij wateroverlast. In dit kader is het belangrijk goed na te gaan in welke gebieden niet maaien verantwoord is. De recente extreme neerslag van 16 t/m 18 juni j.l. liet het belang van voldoende capaciteit in onze stelsel, ook in tijden van droogte, duidelijk zien. - De Beleidsregel voor het verlenen van ontheffing op het verbod voor beregenen van grasland met grondwater bij grote droogte (5%-regeling) maakt het mogelijk ontheffing te verlenen voor onttrekking van grondwater voor beregening van graslanden in attentie-gebieden in zeer drogen jaren (1 op de 20 jaar) als het neerslagtekort een van tevoren bepaalde grens overtreft (zie Figuur2). De omstandigheden om de regeling in werking te laten treden in Brabant deden zich voor al sinds 23 april 2020. Het DB van WSBD heeft op dat moment gekozen geen gebruik te maken van de regeling om grondwater zo lang mogelijk te bergen, gezien de situatie zich vroeg in het seizoen voordeed (het waterschap wilde, conform de vergunning, water sparen t.b.v. bescherming Natura 2000 gebieden en Natte Natuur Parels en toekomstige behoefte van andere kritieke gebruikers). Eind mei was het neerslagtekort enorm toegenomen. Op dat moment heeft het DB gekozen de regeling deels toe te passen bij enkele beschermings-, attentie- en invloedgebieden Natura 2000 waar de nood voor graslanden het hoogst was, en enkel ontheffing
te verlenen voor beregening in de avonduren voor maximaal 10 dagen. Tegelijkertijd heeft het DB besloten onttrekkingen uit oppervlakte KRW kwetsbare wateren in dezelfde gebieden vroegtijdiger in te laten gaan om de aquatische ecologie te beschermen. - Het DB is niet van plan de 5%-regeling nog een keer toe te passen in 2020.
Het grondwater- en beregeningsbeleid inclusief de 5%-regeling wordt de komende maanden herzien (zie antwoord op vraag 6). In dit traject wordt bekeken hoe om te gaan met de 5%- regeling (afschaffen, aanpassen aan nieuwe weerstatistiek of iets anders).
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Waar trekt het waterschap de grens m.b.t. bijvangst muskus- en beverrattenbestrijding?
Lees verderHeeft Brabantse Delta grip op botulisme?
Lees verder